Lucy

Met een vermoeid gevoel haalde ze haar fiets van het slot.

Ze begon zich af te vragen of ze wel door moest gaan met die cursus. Of workshops zoals Hans de sessies liever noemt. Ze ontmoette Hans een aantal maanden geleden in ‘de Oude Molen’, één van de weinige kroegen in dit gat.

Twee jaar geleden verhuisde ze, samen met Johan haar man, naar dit dorpje in de middle of nowhere. Johan had een plek nodig om in alle rust z’n werk te kunnen doen. De gemiddelde kunstschilder heeft het niet breed, maar Johan was gelukkig iets meer dan gemiddeld. Het relatief goedkope boerderijtje konden ze zich daardoor veroorloven, zonder echt te moeten bezuinigen op de geneugten van het leven.

In het dorp viel echter niet veel te beleven, maar gelukkig was er wat zij noemden de ‘bewoonde wereld’, een gezellig stadje, zo’n 30 kilometer verderop. Ze vond daar een nieuwe werkkring en regelmatig gingen zij en Johan er eten of pikten ze een film mee.

Hun laatste film zou ze niet meer vergeten. Nog diep onder de indruk van het realistische drama dat ze hadden gezien, reden ze terug naar huis. Vlak bij het dorp stak ineens een haas of konijn de weg over. Johan schrok en verloor de macht over de motor. Hard reden ze niet, maar hard genoeg om Johan zwaar te verwonden. Ze kwam er zelf goed vanaf. Fysiek althans, ze had slechts een enkele schaafwond en verder niets.

Maar Johan was nu alleen in ‘de bewoonde wereld’. In het ziekenhuis verzorgden ze ‘m goed. Zo goed als je een kasplant kan verzorgen. Zijn verwondingen genazen snel en goed. Een diepe coma maakte hem echter onbereikbaar voor alles en iedereen. Ze had dagen en nachten lang aan zijn bed doorgebracht. Gepraat, gepraat en vooral veel gehuild. Ze had hem aangeraakt, gestreeld, en … och, alles had ze geprobeerd. Maar niets, nee helemaal niets had ook maar enige reactie teweeg gebracht.

Haar werk had ze sinds het ongeluk verzaakt. In het begin kon ze nog op het begrip van haar baas rekenen. Na verloop van tijd nam zijn geduld echter snel af en hij zegde haar na twee maanden uiteindelijk de wacht aan. Toen ze daar niet op reageerde was het ontslag snel geregeld.

Het verzorgend personeel van het ziekenhuis zag haar steeds verder afglijden. Als ze zo zou doorgaan zou ze zelf ook comapatiënt kunnen worden. Ze ontzegden haar voor haar eigen bestwil de toegang tot het ziekenhuis en raadden haar dringend aan om afstand te nemen.

Afstand nemen, gemakkelijk gezegd. De boerderij was niet groot, maar het was er o zo stil. Angstig stil zonder Johan. Ze bleef aan hem denken en ze sliep ’s nachts buitengewoon slecht. Ze droomde voortdurend van ongelukken en zag in die nachtmerries Johan telkens op een andere verschrikkelijke manier omkomen.

Om de stilte te ontvluchten, zocht ze vertier in het gehucht. Alleen op de motor in de donkere avond naar ‘de bewoonde wereld’ durfde ze niet meer. In ‘de Oude Molen’ vond ze de fles weer terug. Met haar drankverleden was het niet moeilijk om in deze situatie in oude fouten te vervallen. Ze dronk en dat hielp haar in het begin door de rusteloze nachten heen. Maar al snel kwam de gewenning terug en daarmee ook de rusteloosheid. Ze moest meer gaan drinken om rust te vinden en zo zette de neerwaartse spiraal zich in.

En net toen het leek alsof ze het dieptepunt van de spiraal ging bereiken, ontmoette ze Hans. Het was nog vroeg in de avond toen hij, als toevallige bezoeker, zag hoe ze amechtig probeerde van haar kruk op te staan en vervolgens hardhandig in aanraking kwam met de houten vloer van ‘de Oude Molen’. Hans hielp haar voorzichtig overeind en bood aan haar thuis te brengen. Bij gebrek aan een antwoord van haarzelf, gaf Alfons de barman hem een goedkeurend knikje en vertelde hem het adres.

Thuis aangekomen was ze voldoende ontnuchterd om de deur van het slot te halen en Hans uit te nodigen voor een kop koffie. Uiteraard moest hij die koffie zelf zetten, want dat lukte haar echt niet meer. Het bakkie pleur deed wonderen en ze was zelfs weer in staat tot iets wat op een conversatie leek. Lang duurde dat echter niet. Gelukkig wist ze hem te vragen nog een keer terug te komen, nog net voor ze weg zou zakken in een diepe droomloze slaap.

De volgende dag al stond Hans op de stoep. Hij voorkwam daarmee dat de gemiddelde omzet van ‘de Oude Molen’ voor die dag weer zou verdubbelen. Weliswaar voelde ze niet direct een klik, maar blij was ze wel met zijn gezelschap. Eigenlijk was op dit moment elk gezelschap van harte welkom. Ze moest haar verhaal kwijt.

Hans bood haar een luisterend oor en toonde zich zeer empathisch jegens haar. Hij kwam vaker en had geduld met haar ontboezemingen. Steeds vertelde ze hetzelfde verhaal, maar telkens verliep het net iets anders, afhankelijk van wat ze die nacht had gedroomd. Na verloop van tijd begon ze geleidelijk meer interesse te tonen in Hans zelf. En op gezette tijden vertelde Hans daarom over zichzelf. Eerst was dat over alledaagse dingen zoals werk, hobby’s en interesses, maar later durfde hij zich ook te uiten over zijn diepere zieleroerselen, van verloren liefdes tot ambities en geheime verlangens. Pas toen Hans het idee had dat ze elkaar voldoende vertrouwden, vertelde hij haar zijn ware professie, waar hij tot dan toe vaag over was geweest. Hans noemde zichzelf de droommeester.

Als zogenaamde droommeester exploiteerde Hans een eenmansbedrijfje, genaamd ‘Lucy In The Sky With Diamonds’. Het bedrijfje was gespecialiseerd in trainingen voor mensen die meer willen doen met hun dromen. Hij deed dat nog niet zo erg lang, maar had wel al successen geboekt. Sinds kort had hij zich hier gevestigd, ook al vanwege de rustieke omgeving die voor zijn bedrijf wel een belangrijke voorwaarde was. Hans vertelde haar over het fenomeen dat ‘lucide dromen’ wordt genoemd. Hij had het als psychedelisch bekend staande beatlenummer als bedrijfsnaam gekozen omdat hij dit goed met het begrip ‘lucide droom’ kon associëren, zowel in fonetische zin als vanwege het psychedelische karakter van beiden.

Het was haar wel bekend dat mensen zich kunnen aanleren hun dromen te onthouden. Sterker nog, ze was daar zelf onbewust en tegenwoordig meestal ook ongewild, vrij bedreven in geworden. Maar, zo vertelde Hans haar, met lucide dromen kun je je droom niet alleen onthouden, maar ook beïnvloeden. Het is de techniek om je allereerst bewust te worden van het feit dat je droomt en dan niet wakker te worden. Degene die dat beheerst, is ook in staat om de droom een gewenste richting uit te sturen. Hans was er van overtuigd dat zij met deze techniek haar nachtmerries onder controle zou kunnen krijgen en daarmee ook haar leven weer beter op de rails.

En zo begon ze dus een training bij Hans. Helemaal gratis wilde hij het niet doen, hij moest tenslotte ook leven, maar hij bood haar een sterk gereduceerd tarief. Ze vond dat eigenlijk wel zo prettig, want zo hoefde ze zich niet verplicht te voelen tot een al te amicale binding met Hans. Tenslotte was Johan nog steeds haar echtgenoot en miste ze hem hartstochtelijk.

De training viel haar niet mee. De sessies waren ronduit vermoeiend en na zes keer had ze nog steeds geen resultaat geboekt, maar was ze wel al aardig afgedraaid. Daarbij bleven de nachtmerries haar onverminderd kwellen, wat haar gemoedsrust ook geen goed deed. Het enige goeie tot dan toe was het feit dat ze de fles weer liet staan, omdat dit een negatief effect zou hebben op het dromen. Maar hoe lang zou ze dat nog kunnen volhouden. Moest ze nog wel doorgaan met die training? Ze wist het niet.

Het slot van de fiets klikte open.

Ze stapte op en trapte vermoeid de donkere nacht tegemoet. Het was niet ver fietsen van het eenvoudige trainingscentrum van Hans naar de boerderij. Maar ze had wel weer die forse wind in het gezicht, net als op de weg heen. Blijkbaar gedraaid in die korte tijd dat ze daarbinnen was geweest.

De wind leek nog meer aan te wakkeren en ook in de eerste versnelling kwam ze bijna niet meer vooruit. Plotseling kreeg ze het gevoel dat er iets niet klopte. Dit was toch niet de weg naar de boerderij?

Een konijn stak de weg over, of was het een haas?

Wat lag daar verder op de weg?

Ze stopte en stapte af. De harde wind ging plotseling liggen en het werd vreemd stil om haar heen. Ze begon te zweten, ondanks de koude. Langzaam liep ze in de richting van het donkere voorwerp op de weg. Ze rook een vage lucht van benzine. Pas toen ze vlakbij was zag ze het. Een hevige schok maakte zich van haar meester. Een zwaar beschadigde motorfiets, … Johans motorfiets.

Verwilderd keek ze om zich heen, maar ze zag vrijwel niets in die aardedonkere nacht. Ze draaide zich om en liep zo snel mogelijk terug naar haar fiets. De wind wakkerde vanuit het niets weer aan tot het oude niveau. Snel stapte ze op en reed met de wind in de rug weg van die plek des onheils. Vaag hoorde ze hoe de wind haar een ijle kreet najaagde. Het klonk alsof haar naam werd geroepen.

Plotseling besefte ze dat dit alles niet echt was, maar dat ze het droomde. Na zes intensieve en schijnbaar vruchteloze trainingen bij Hans, leken die inspanningen dan eindelijk toch hun vruchten af te werpen. Als ik nu wakker wordt ben ik veilig in mijn eigen bed, dacht ze. Maar wie roept daar toch mijn naam? Het zal toch niet zo zijn dat het …… Ja maar natuurlijk, hij is het wel. Als ik het wil dan is hij het, dit is tenslotte mijn droom. Nu niet wakker worden, maar gewoon van m’n fiets stappen en omdraaien.

Ze verbeet haar angst, stopte de fiets en stapte af. Ze draaide zich om en liep door de storm en de duisternis terug naar de plek waar ze de motor had gevonden. De wind ging plotseling weer liggen. Vaag zag ze een gestalte in de duisternis, maar ze droomde en ze dacht wel zeker te weten wie het was. De gestalte kwam plots in beweging en snelde op haar af. Even schrok ze en kreeg ze de neiging zich om te draaien en weg te rennen. Ze wist die neiging echter te onderdrukken en tot haar grote geluk stond de gestalte ineens vlak voor haar.

‘Johan, je bent het echt.’

Huilend van geluk stortte ze zich in zijn armen.

‘Natuurlijk m’n liefje, natuurlijk ben ik het. Dat wilde je toch?’

‘Ja, niets liever dan dat. Al zo lang en nu is het me eindelijk gelukt.’

De roetdonkere herfstnacht maakte plotseling plaats voor een frisse zonnige lentemiddag. Een fraaie groene heuvelachtige weide vol bloemenpracht strekte zich voor hun uit. Tegen de ongeluksboom stond de ongehavende motor geparkeerd en op de benzinetank zat een konijn hun parmantig aan te kijken. Alsof het wilde zeggen: ‘Zie je wel, het komt wel goed.’ Met volle teugen genoot ze van haar droom. Ze ging er de mooiste dag van haar leven van maken. Ze rende hand in hand met Johan de groene weide in en tussen de heuvels in een klein pannetje vielen ze elkaar in de armen. Ze bedreven de liefde tot ze de uitputting nabij waren.

‘Oh, wat ben ik gelukkig Johan. Dit moet eeuwig duren.’

‘Ik ben ook eindelijk weer gelukkig m’n lief. Maar dit kan helaas niet eeuwig duren, ik moet weer aan de slag.’

‘Aan de slag?’

Ze besefte hoe vreemd dat klonk. Johan was hier in haar droom maar in de realiteit lag hij nog steeds daar in dat ziekenhuisbed.

‘Ik ben aan een nieuw schilderij begonnen. Kom je me morgen hier weer opzoeken? Dan laat ik het je zien.’

‘Ok, maar ik wil nog wel een knuffel voor je gaat.’

Met een voldaan en warm gelukzalig gevoel ontwaakte ze in haar eigen bed. In tijden had ze zich niet meer zo fit en gelukkig gevoeld. Dit moest ze aan Hans vertellen, zijn methode werkt echt. Ze draaide Hans zijn nummer, maar kreeg het antwoordapparaat. Ze vertelde haar hele verhaal aan het apparaat. ‘Ik kan niet wachten tot vanavond, dan zie ik Johan weer’, besloot ze haar verhaal en ze verbrak de verbinding.

Die avond ging ze vroeger naar bed dan gewoonlijk. Ze kon niet wachten tot ze Johan weer zou ontmoeten en weer in zijn armen zou liggen. En ze was ook wel een beetje nieuwsgierig naar het schilderij. Maar die spanning en ook de om het huis gierende herfstwind hielden haar uit haar slaap. Ze lag te draaien en te woelen, maar van slapen, laat staan dromen, kwam weinig terecht. Plots hoorde ze door de gierende wind weer die ijle kreet die haar naam leek te vormen. Ze stond op en keek door het raam naar buiten. In het spaarzame licht van de buitenlantaren, zag ze haar fiets staan. Vreemd, die had ze toch in de schuur gezet? Maar natuurlijk, ze droomde weer. Ze moest weer naar de ontmoetingsplaats met Johan. Daarom stond die fiets daar natuurlijk.

Ze snelde naar beneden, naar buiten en stapte op de fiets. Tegen de zware herfststorm in fietste ze Johan tegemoet. En net als gisteren ging de wind ineens liggen en stond er weer die gestalte in de duisternis op de weg. Ze stapte af en liep op hem af. De zon ging weer schijnen en de groene weide strekte zich weer voor hen uit. Toen ze Johan omhelsde voelde ze echter de aarzeling.

‘Ik wil je eerst mijn schilderij laten zien, m’n lief. Kom mee.’

Meer verrast nog dan teleurgesteld liep ze achter Johan aan. Boven op de heuvel, waarachter hun liefdespannetje lag, stond de schildersezel.

‘Wat vind je ervan?’, vroeg hij haar.

Het was een bijzonder schilderij. Het verbeelde een meisje in het heuvelachtige weidelandschap waarin ze zich nu bevonden. Het meisje had opvallende grote ogen, waarin allerlei kleuren samenkwamen als in een caleidoscoop. Ze stond onder een oranje gekleurde boom met sinaasappelen of mandarijnen. Achter het meisje liep een brug tussen twee heuvelen naar een fontein en om die fontein groeiden manshoge bloemen. In het dal tussen de beide heuvels zat een groep centauren bij een feestelijk uitgedoste tafel een taart te eten. Helemaal in de hoek van het schilderij stond onopvallend een naakte jongeman naast een motorfiets. Het meest vreemde aan hem was dat hij volledig groen was en een zwarte band droeg om zijn bovenarm.

‘Wat een prachtig bijzonder schilderij’, zei ze verbluft.

‘Wie is dat meisje? …. en die jongen daarboven? Zijn wij dat?’

‘Denk daar maar eens goed over na. Dit schilderij is eigenlijk een boodschap voor jou. Een boodschap die heel belangrijk is voor onze relatie. Je mag me pas weer zien als je de boodschap begrijpt.’

Johan draaide zich om en rende zo snel weg dat het leek alsof hij in rook oploste. De zon verdween achter een grote wolk en het begon wat te waaien. Verbaasd en wat angstig keek ze om zich heen. Haar blik werd getrokken naar de boom die Johan indertijd noodlottig was geworden. Er leek iemand achter die boom te staan. Maar dat kan helemaal niet. Dit was haar droom en ze duldde alleen Johan daarin. Ze besloot te ontwaken, maar nog net voordat ze wakker werd, zag ze Hans achter de boom vandaan komen.

Ze werd wakker met een ongenadige pijn in haar hoofd. Het was een kater, alsof ze weer een nacht flink was doorgezakt. Verdwaasd stond ze op en nam een douche. Ze ontbijtte met sterke koffie, een boterham en een aspirine. De douche en het ontbijt deden nog geen wonderen, maar toch kwam ze langzaam weer een beetje bij haar positieven. Ze kon weer nadenken over wat haar die nacht in haar droom was overkomen. Wat voor boodschap had Johan haar gegeven. Ze begreep er niets van. Hoe kan het gebeuren dat iemand na één droom vol geluk omkeert als een blad aan een boom. En wat deed Hans in haar droom?

Ze deed de radio aan.

‘… Follow her down to a bridge by a fountain ….

 Where rocking horse people eat marshmallow pies …’

Dat nummer kende ze. het was weliswaar van ver voor haar tijd, maar wie kende de Beatles nou niet. Maar hoe heette die song ook al weer?

‘… Climb in the back with your head in the clouds and you’re gone …

 Lucy in the sky with diamonds …’

Er voer een schok door haar heen. ‘Lucy in the sky with diamonds’, dat was precies hoe Hans zijn bedrijf had genoemd. Toeval dat ze dit nu hoorde, of zou er een verband zijn? Ze dacht terug aan haar droom en probeerde zich de beelden weer voor de geest te halen. Dat vreemde schilderij van Johan dat een boodschap zou voorstellen. Horse people eat marshmallow pies was er gezongen. Horse people, half mens en half paard, …. die had ze gezien op Johans schilderij. En ze zaten een taart te eten!

Ze zette de computer aan en zocht op internet de tekst van het nummer op. Tot haar verbijstering kwam alles wat ze op het schilderij had gezien ook voor in ‘Lucy in the sky with diamonds’. Behalve die groene jongeman. Wat kon dat toch betekenen? Ze probeerde zich het beeld nogmaals scherp voor de geest te halen. Ze zag de naakte jongeman weer voor zich, met een zwarte band om z’n arm. Een zwarte band … , .. dat duidt misschien op rouw en verdriet. Maar de jongeman had allesbehalve een verdrietige blik op zijn gezicht, eerder boos of afgunstig. Ja maar natuurlijk. Het kwartje viel ineens. De jongeman moest toch haar eigen Johan voorstellen, groen van jaloezie. Johan had zich altijd bezitterig gedragen jegens haar. Hij toonde zich altijd al achterdochtig als ze met vriendinnen op stap ging. Ze weet dat altijd aan zijn gevoelige kunstenaarsgeest. En nu had hij haar in haar eigen droom zijn primaire emoties opnieuw getoond. Alleen vanwege Hans? Ja dat moest haast wel, de associatie met Hans was onmiskenbaar door de verwijzing in het schilderij naar dat beatlenummer. Ze moest hem zien. Die lieve maar o zo domme Johan. Wat dacht ie nou toch. Wat moest ze nou met Hans. Ze vond hem best aardig, maar vooral ook eigenaardig en zeker niet aantrekkelijk. Niets voor haar dus. Dat moest ze haar lieve Johan gaan vertellen.

Ze liep naar de bushalte en wachtte tien minuten. Het was koud, regenachtig en het stormde weer eens. Ze was blij dat die warme bus daar eindelijk aan kwam rijden. De chauffeur stempelde acht strippen af voor het ritje naar ‘de bewoonde wereld’. De bus was nagenoeg leeg, op de chauffeur, haarzelf en nog een oudere vrouw na. Ze ging zitten en genoot van de warmte in de bus, terwijl deze door de stormwind en harde regenbuien zacht brommend voortgleed. Als je al niet slaperig was, zou je het toch acuut worden. Ze had echter genoeg om te overdenken.

De oude vrouw verliet de bus in het dorp. Alleen zij en de chauffeur reden door naar ‘de bewoonde wereld’. Het vergt nog altijd zo’n twee minuten lopen vanaf de dichtstbijzijnde bushalte, bij het winkelcentrum, naar het ziekenhuis. Met deze storm zou dat geen pretje worden, dacht ze. Ze drukte op het knopje voor het uitstappen. De bus reed echter de halte voorbij. Ze liep door de bus naar voren om de chauffeur te waarschuwen. Maar voordat ze daar was hield de bus plotseling halt en de deuren gingen open. Tot haar verbazing stonden ze stil voor de hoofdingang van het ziekenhuis. De chauffeur knikte haar vriendelijk toe.

‘Het is geen weer om te lopen en je bent m’n enige klant nog, dus zet ik je maar voor de deur af’, zei hij.

‘Dank u wel hoor en tot ziens’, zei ze verheugd.

Terwijl ze uitstapte bedacht ze zich dat het toch wel vreemd was dat de chauffeur wist dat ze in het ziekenhuis moest zijn. Het winkelcentrum had tenslotte ook haar bestemming kunnen zijn. Ze draaide zich om om het de man te vragen. De bus was echter alweer verdwenen.

Enigszins verward liep ze naar de hoofdingang. De storm ging liggen, maar dat had ze niet meer in de gaten omdat ze al naar binnen liep. De entree van het ziekenhuis was veranderd sinds haar laatste bezoek. In plaats van een ruime hal met een balie en bewegwijzering, strekte alleen een lange witte en felverlichte gang zich voor haar uit. Een gang zonder deuren met aan het eind een ziekenhuisbed. In trance liep ze in de richting van het bed. Ze besefte dat ze weer droomde, maar op de een of andere manier voelde ze ook dat dit niet haar eigen droom was. Gespannen liep ze verder tot bij het bed. Pas toen zag ze de nis links van het bed. In de nis bevond zich de schildersezel met daarop het schilderij. Achter zich hoorde ze een geluid in de gang en snel draaide ze zich om. Ze zag een konijn door de gang rennen richting de uitgang.

‘Hij gaat z’n schuld voor mij inlossen.’

Geschrokken door het stemgeluid achter zich, draaide ze zich weer om.

‘Je bent hier, dus heb je mijn boodschap begrepen, m’n lief.’

‘Johan, er is geen enkele reden om jaloers te zijn. Jij bent voor mij de enige, dat weet je toch?’

‘Natuurlijk weet ik dat m’n lief. Ik kan er alleen maar niet aan wennen dat je er niet bent. Dat heb ik nooit gekund, daarom wilde ik ook verhuizen naar dat gat. Daar had ik je tenminste voor mezelf en werd je niet door die domme vriendinnen van je opgeëist.’

‘Dat zijn geen stomme vriendinnen Johan. Waarom ben je toch zo bezitterig, dat is helemaal niet nodig. Trouwens als ik dat zou willen, vind ik zelfs in dat gat wel een vriendin.’

‘Ja, dat weet ik. Niet alleen een vriendin, maar ook een vriend.’

‘Als je Hans soms bedoeld, dat is geen vriend. Ik volg alleen maar een cursus bij hem.’

‘Hij breekt anders wel in in jouw dromen.’

‘Ik heb hem dat niet gevraagd en ik wilde het ook niet.’

‘Dat weet ik m’n lief. Ik ken Hans, hij is een studiegenoot van de kunstacademie. Hij is het die mij vroeger leerde dromen zoals nu. Door dat stomme konijn zal ik niet meer ontwaken, maar dankzij Hans kan ik leven in een lucide droomwereld, zeker geen slecht alternatief. Maar ik wilde dat niet zonder jou, daarom ben ik ingebroken in de dromen van Hans.’

‘Heb jij Hans op mij afgestuurd?’

‘Ja, m’n lief, met zo’n geniepige rokkenjager als Hans is dat een risico. Maar het was het waard, want het heeft geholpen, zoals je wel hebt gemerkt.’

Johan liep met gespreide armen op haar toe. Het penseel waarmee hij had geschilderd hield hij nog in z’n hand. Ondanks haar grote liefde voor hem, deinsde ze onwillekeurig terug.

‘M’n lief, waarom ben je bang? Ik wil je alleen bij me hebben.’

Ze bleef staan en maakte een aarzelende beweging in de richting van haar man. Toen hij zijn armen om haar heen sloeg zag ze nog net dat de penseel in Johans hand een injectienaald bleek te zijn. De naald drong diep in haar bovenarm.

‘We zullen samen voor eeuwig blijven slapen m’n lief, fluisterde Johan. We leven voort in onze dromen, dankzij Hans.’

Wakker worden, ik moet wakker worden, dacht ze in paniek. Maar er gebeurde niets …!

Zodra hij hoorde, dat ze in de bus was gevonden en in comateuze toestand naar het ziekenhuis was gebracht, snelde Hans naar ‘de bewoonde wereld’ op zijn motor. Net buiten het dorp stak een zware storm op.

‘Haaaanssss’ brulde de wind hem toe.

‘Blijijijffff wèèèèg, … altijijijijd!’

Op datzelfde moment verscheen een konijn van achter een grote boom. Het rende de weg over.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Fantasie