‘Bedankt voor uw komst. Het was een interessant gesprek. U hoort binnenkort meer van ons.’
Met een routineus slotwoord neemt Renate afscheid van de zoveelste kandidaat. Zich nauwelijks bewust van de klamme hand en de smekende afscheidsgroet van de man, werpt ze een vluchtige blik op de klok. Nog drie kwartier tot de vergadering van het directieteam en nog twee kandidaten te gaan. Dat wordt opschieten. Ze gaat snel weer zitten en pakt de gegevens van de volgende er bij.
Mevrouw L. Steenhoven, getrouwd, 41 jaar oud, twee kinderen en altijd full time gewerkt buiten de zwangerschappen. Dat zal een carrièrejaagster zijn die de biologische klok niet heeft kunnen weerstaan. Of ze is tegen een vent aangelopen die perse van dat grut wilde. Hmm, woonachtig in Zeist. In ieder geval in de buurt dus. Geboren in Epeveldt? Wat een toeval. Dat is bekend terrein, spijtig genoeg. Haar gezicht betrekt. Zou ze ook op de ‘Adriaan de Vrij’ hebben gezeten? Gereformeerde hypocrietenschool. Als ze daar bij hoorde zou ze nu achter het aanrecht staan en hier niet solliciteren. Nee, die heeft vast en zeker op een openbare gezeten.
HBO commercieel economische richting in Utrecht. Aardige loopbaan, van kleine reclamebureautjes naar Ahold, maar nu toe aan iets anders. Ziet er niet slecht uit. Hoewel, Ahold? Het gaat daar niet goed op het moment. Misschien zit ze op de schopstoel?
‘Mario, roept ze naar de deur, geef mevrouw Steenhoven wat te drinken en laat haar binnenkomen. En doe voor mij nog een cappuccino.’
Een kleine minuut later klinken op de gang de stemmen van Mario en een vrouw. Ze hoort de koffieautomaat reutelen. Het wordt tijd voor een andere. Wat een herrie maakt dat ding tegenwoordig. Gelukkig is die koffie nog wel te drinken. De deur gaat open en ze ziet Mario een hoffelijk gebaar maken. Een lange vrouw in een keurig lichtgroen mantelpak betreedt haar kamer. De vrouw, donkerblond en modern geknipt, kijkt haar recht in de ogen.
Een schok voert door haar lichaam. Lisanne de Rouw, onmiskenbaar. Lisanne de Rouw het ergste kreng van de school. Ze ziet het schoolplein van de ‘Adriaan de Vrij’ weer voor zich. Sinds ze met haar familie naar dat mislukte dorp verhuisde, was ze dat arrogante buitenbeentje uit de grote stad. En Lisanne de Rouws populariteit gedijde bij buitenbeentjes. Als Renate al vriendinnen had, was dat van korte duur. Daar zorgde mevrouwtje de Rouw wel voor. En niemand op die godvergeten school die haar serieus nam. De ‘de Rouw groep’ was geraffineerd en die vervloekte docenten hadden modder in de ogen. Naar haar luisteren deden ze sowieso niet. De gereformeerde christenen van Epeveldt hadden de naastenliefde niet uitgevonden.
‘Renate? Renate Duijvenstein?’
Renate herstelt zich snel van de schok en schudt haar vroegere kwelgeest de hand.
‘Dag Lisanne, dat is lang geleden. Wat een toeval dat we elkaar hier weer treffen. Ga zitten.’
‘Wat grappig dat jullie elkaar kennen’, zegt Mario. Hij zet een bekertje thee en een bekertje cappuccino op Renate’s bureau.
‘Waar kennen jullie elkaar van?’
‘We hebben op dezelfde school gezeten vroeger. Stuur jij die brief nog even weg?’ Mario begrijpt de hint en verlaat snel de ruimte.
‘Zo, jij hebt het ver geschopt zeg.’
Die stem, nog steeds even hatelijk. Of verbeeldt ze het zich? Opnieuw beleeft ze de schoolpleinscènes.
‘Jij bent veel te dom voor ons. Jij kan helemaal niks ‘Duivegeit’. Je mag toch niet op Brigit haar feestje komen. En ook niet op Marte’s feestje.’ De enige vriendinnen die ze had, stookte dat mispunt tegen haar op.
‘Ja, het is me goed gegaan de laatste jaren. Hard werken, maar het heeft zijn vruchten afgeworpen zoals je ziet.’
Ze durft haar opponent niet in de ogen te kijken. Ze voelt zich klein, nietig. Niets is er nog over van de bravoure van de succesvolle personeelsdirecteur. Er valt een gespannen stilte. Dit wordt niets zo. Ze moet zich herstellen. Weg met die spoken uit het verleden.
‘Waarom wil je deze baan zo graag Lisanne?’ De standaard vraag. Ze voelt zich direct weer in haar routine komen. Voor het eerst sinds ze aan het bureau zitten kijkt ze Lisanne recht aan. Ze ziet de vrouw nerveus trekken met haar neusvleugels. Haar handen friemelen aan de blazer van haar mantelpakje. De machtige populaire Lisanne de Rouw is hypernerveus. Ineens beseft Renate het weer. Niet zijzelf, maar haar opponent is de ondergeschikte.
‘Ik werk graag met mensen en het reclamevak boeit me mateloos.’ Ze hoort de cliché van de eeuw stamelend uit Lisanne’s mond komen.
‘Oh ja, Lisanne? Nou, laat ik je dan eens vertellen dat dit een hele zware baan is. Alleen geschikt voor de allerhoogst gekwalificeerde.’
‘Ja, natuurlijk, maar ik voldoe aan de opleidingseisen. En ik heb veel ervaring.’
‘Dat zal best zo zijn, Lisanne. Maar ik weet dat jij veel te dom bent voor ons bedrijf. Jij kunt helemaal niets. Ik denk dat jij niet op ons feestje mag komen.’
Renate voelt zich vreemd. Haar jeugdjaren in Epeveldt hebben haar veel meer geraakt dan ze dacht. Zo rancuneus was ze nooit eerder.
‘Ik begrijp het’, zegt Lisanne.
‘Nee! Je begrijpt helemaal niets.’ Een hoog en schel geluid. Is dat haar eigen stem? Even aarzelt Renate, maar zet dan door.
‘Jij hebt niet vijf jaar lang in een verdomhoekje gezeten. Jij was nooit de sukkel. Ik moest het ontgelden, niet jij. Ik zat op de grond. Jij stond te lachen toen jouw vriendinnen mijn haarplukken aan je gaven.’ Even haalt Renate adem. Ze kijkt Lisanne recht aan. De vrouw maakt een gebroken indruk. Rond haar ogen zijn plotseling de kraaienpootjes zichtbaar. Haar gelaat toont diepe groeven rond haar mond.
‘Het spijt me echt heel erg Renate, laat het me alsjeblieft uitleggen.’ Dat bedroefde en schuldbewuste gelaat. Die smekende bijna huilerige stem. Renate voelt zich ineens superieur.
‘Er valt niets uit te leggen. Donder op. De deur uit, ik wil je hier niet meer zien. We hebben jouw soort hier niet nodig.’
Lisanne staat op. Met gebogen hoofd loopt ze naar de deur. Renate kijkt haar woedend na. Bij de deur draait de vrouw zich om. Met betraande ogen kijkt ze Renate aan.
‘Die haarplukken heb ik nog. Ik was zo verliefd op je.’ Ze draait zich om en vlucht de deur uit.
Renate blijft vertwijfeld achter. Moet ze huilen? Moet ze lachen? Ze weet het niet. Ze voelt zich opeens verschrikkelijk leeg. Dan verschijnt het verontruste gelaat van Mario bij de openstaande deur.
‘Jullie waren geen vrienden zeker?’
Ze valt met haar hoofd in haar armen op het bureau en begint onbedaarlijk te snikken.